Financieel jaarverslag

Resultaatontwikkeling

De UT heeft over het verslagjaar 2023 een negatief genormaliseerd geconsolideerd resultaat van M€ 24,2 gerealiseerd. Het gerealiseerde geconsolideerde totaalresultaat over 2023 was M€ 10,8 negatief.

Begroot was een geconsolideerd tekort van M€ 15,0. Het genormaliseerde geconsolideerde resultaat ad M€ 24,2 negatief is M€ 9,2 negatiever dan het begrote tekort. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere personele lasten door een nieuwe cao met een loonstijging van 9%, meer inhuur van student assistenten, extra aanschaf apparatuur en inventaris, hogere reis- en verblijfkosten en lagere inkomsten uit collegegelden als gevolg van een dalende studentenpopulatie. Hier tegenover staan als positieve afwijkingen niet begrote rentebaten en lagere energielasten door lagere tarieven en minder verbruik.

In onderstaande tabel is de opbouw van het gerealiseerde geconsolideerde resultaat van M€ 10,8 negatief naar het genormaliseerde geconsolideerde resultaat van M€ 24,2 negatief weergegeven.

Bedragen in (M€)

Normalisatie van het geconsolideerde resultaat

2023

Resultaat volgens jaarrekening

-10,8

a

Incidentele effecten in resultaat jaarrekening

• Pro rata belastingteruggave

10,7

• Verkoop gebouw

6,4

• Foutherstel resultaat 2022 Universiteit Twente Holding B.V.

0,9

• Incidenteel resultaat 2023 Universiteit Twente Holding B.V.

0,6

• Dotatie voorziening vitaliteitspact

-1,4

• Mutatie verlofkapitalisatie

-3,8

Totaal incidentele resultaateffecten

13,4

b

Genormaliseerd geconsolideerd exploitatieresultaat 2023

-24,2

c=a-b

Het gerealiseerde geconsolideerde resultaat 2023 van de UT valt als volgt te specificeren:

Saldo van baten en lasten (M€) -
geconsolideerd

Realisatie 2023

Begroting 2023

Realisatie 2022

Begroting 2022

Faculteiten

-21,8

-10,0

-8,8

-2,3

Ondersteunende diensten

-5,1

-7,2

-0,5

-0,8

Centrale UT-eenheid

13,9

0,9

-10,7

-4,7

Gelieerde ondernemingen en minderheidsdeelnemingen universiteit

2,2

1,3

8,6

0,2

Totaal resultaat

-10,8

-15,0

-11,4

-7,6

De vaststelling van de jaarrekening van de 100%-dochter Universiteit Twente Holding B.V. vindt plaats na definitieve vaststelling van de jaarrekening van de UT. Hierdoor is het mogelijk dat het definitieve resultaat van de Universiteit Twente Holding B.V. over een boekjaar afwijkt van het resultaat dat is mee geconsolideerd in de jaarrekening van de UT. Een eventueel verschil wordt in het navolgende boekjaar in de cijfers van de UT verantwoord.

Ontwikkeling kengetallen

De financiële kengetallen geven het volgende beeld:

Financiële kengetallen

Geconsolideerd

Enkelvoudig

Realisatie 2023

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2022

Streef- waarde

Solvabiliteit 1

0,30

0,35

0,30

0,35

0,35

Solvabiliteit 2

0,32

0,37

0,33

0,37

0,35

Liquiditeit (current ratio)

0,78

0,80

0,72

0,74

1,00

Liquiditeit (quick ratio)

0,77

0,79

0,72

0,74

1,00

Huisvestingsratio

0,11

0,12

0,11

0,11

0,12

Weerstandsvermogen

0,32

0,38

0,32

0,39

>0,05

Rentabiliteit

-2,30

-2,64

-2,74

-4,77

0,00

Solvabiliteit 1 = eigen vermogen / totale vermogen

Solvabiliteit 2 = (eigen vermogen + voorzieningen) / totale vermogen

Liquiditeit (current ratio) = vlottende activa / kortlopende schulden

Liquiditeit (quick ratio) = (vlottende active – voorraden) / kortlopende schulden

Huisvestingsratio = (huisvestingslasten + afschrijvingen gebouwen en terreinen) / totale lasten

Weerstandvermogen = eigen vermogen / totale baten

Rentabiliteit = (resultaat gewone bedrijfsvoering / totale baten gewone bedrijfsvoering) x 100%

Solvabiliteit

Voor de solvabiliteit hanteert de UT een interne bandbreedte van 0,30 tot 0,40 met een streefwaarde van 0,35. Door de inspectie van OCW wordt een signaleringswaarde van 0,30 gehanteerd voor de solvabiliteit 2. De enkelvoudige solvabiliteit 1 bedraagt per eind 2023 0,30 en de enkelvoudige solvabiliteit 2 ligt eind 2023 op een waarde van 0,33. Hiermee zijn beide waarden tot onder de streefwaarde gedaald. De solvabiliteit 2 ligt boven de signaleringswaarde van de inspectie van OCW.

Signaleringswaarde publiek eigen vermogen

Met ingang van boekjaar 2020 is door het Ministerie van OCW een signaleringswaarde publiek eigen vermogen ingesteld. Hiermee is het mogelijk voor elke onderwijsinstelling een signaleringswaarde voor bovenmatig eigen vermogen te bepalen.

Het normatief publieke eigen vermogen is bepaald op basis van de formule (0,5 x aanschafwaarde gebouwen x 1,27) + boekwaarde resterende materiële vaste activa + (omvangafhankelijke rekenfactor x totale baten), waarbij de UT dient te rekenen met een omvangafhankelijke rekenfactor van 0,05.

Het voor de UT berekende normatief publiek eigen vermogen komt voor het jaar 2023 op een bedrag van M€ 441,6 uit. Het daadwerkelijk publiek eigen vermogen van de UT bedraagt per eind 2023 M€ 129,5. Dit betekent dat er voor de UT geen sprake is van bovenmatig eigen vermogen.

Liquiditeit

Met ingang van boekjaar 2022 wordt door de inspectie van OCW voor analysedoeleinden van de liquiditeitsratio’s een bandbreedte aangehouden van 0,75 tot 1,5. De UT hanteert een bandbreedte van 0,5 tot 1,5 in combinatie met een streefwaarde van 1,0. Zowel de current ratio als de quick ratio komt enkelvoudig eind 2023 uit op 0,72, hetgeen een lichte daling is ten opzichte van eind 2022.

Als liquiditeitsgrens hanteert de UT een bedrag van minimaal M€ 25. In de enkelvoudige balans blijft de UT daar boven met een saldo liquide middelen van M€ 112,6 (ultimo 2022: M€ 92,8).

Huisvestingsratio

Voor de verhouding tussen huisvestingslasten inclusief afschrijving gebouwen en terreinen en de totale lasten hanteert de UT een eigen streefwaarde van 12%, maar dient de verhouding in ieder geval onder de norm van het Ministerie van OCW van 15% te blijven. Met een enkelvoudige realisatie van 11% voldoet de UT eind 2023 aan beide uitgangspunten.

Weerstandsvermogen

In 2023 is het enkelvoudig weerstandsvermogen van de UT gedaald naar 0,32 (2022: 0,39). De UT beoordeelt dit kengetal in relatie tot de signaleringswaarde van 0,05 die de inspectie van OCW hanteert.

Rentabiliteit

De UT hanteert voor de rentabiliteit een meerjaren streefwaarde. Over één jaar mag deze op minimaal - 0,10 uitkomen, mits deze over twee jaar op - 0,05 uit komt en over drie jaar op 0,00.
Enkelvoudig komt de rentabiliteit in 2023 uit op - 2,74. In 2022 bedroeg de rentabiliteit enkelvoudig - 4,77.
Voornoemde kengetallen spelen een belangrijke rol in de beoordeling van de financiële continuïteit van de UT.

Financiering vastgoed / Treasury statuut

De UT heeft voor de financiering van het vastgoed een financieringsovereenkomst met het Ministerie van Financiën afgesloten. De faciliteit bestaat oorspronkelijk uit een 30-jarige lening ter hoogte van M€ 150 en een rekening-courant krediet ter hoogte van M€ 21. Het restant van de hoofdsom van de lening, opgenomen in drie tranches, bedroeg ultimo 2023 M€ 86,7 waarvan M€ 5,3 een aflossing binnen 1 jaar betreft en als kortlopende schuld in de balans gepresenteerd is. Twee tranches van de financieringsovereenkomst hebben een einddatum van 03-01-2039, de derde tranche heeft een einddatum van 02-01-2041.

Het totaal van het krediet bij de Bank Nederlandse Gemeenten bedraagt per jaareinde 2023 M€ 1,8 (2022 M€ 2,0), waarvan M€ 0,2 als kortlopende schuld in de balans gepresenteerd is.

Opgenomen leningen kredietinstellingen per 31 december (M€) - geconsolideerd totaal lang- en kortlopend

2023

2022

Ministerie van Financiën

86,7

92,0

Bank Nederlandse Gemeenten

1,8

2,0

Totaal leningen kredietinstellingen

88,5

94,0

Beleid en uitvoering

De randvoorwaarden voor het beleid en de processen van sturen, beheersen en bewaken van de financiële positie en geldstromen van de UT zijn vastgelegd in een treasury statuut, welke door het College van Bestuur is vastgesteld op 29 mei 2017, en door de Raad van Toezicht is goedgekeurd. Dit statuut is in overeenstemming met de 'Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016'.

De UT hanteert in haar treasury statuut een tweetal normen teneinde de renterisico’s te kunnen beheersen. Hiermee wordt voorkomen dat er zowel op korte termijn als op lange termijn (te) grote fluctuaties in de rentelasten zullen ontstaan. Ten aanzien van de korte termijn risicopositie wordt een kasgeldlimiet bepaald en gehanteerd en ten aanzien van de lange termijn risicopositie wordt een renterisiconorm bepaald en gehanteerd.

Kasgeldlimiet 2023

De kasgeldlimiet is een sturings- en verantwoordingsinstrument ter beperking van het renterisico op de korte schuld met een rentetypische looptijd van korter dan een jaar. Als grondslag van de toegestane omvang van de kasgeldlimiet wordt de omvang van de jaarbegroting per 1 januari aangehouden. De omvang van de kasgeldlimiet is in het treasury statuut van de UT bepaald op 20%. Dit percentage is ontleend aan de wet financiering decentrale overheden. Ten slotte wordt het berekende bedrag getoetst aan de werkelijke omvang van de kasgeldlimiet. Indien de werkelijke omvang lager is dan de toegestane omvang, is er sprake van ruimte. Indien de werkelijke omvang hoger is, dan is er sprake van overschrijding.

De vlottende kort gefinancierde schuld is in 2023 als volgt bepaald:

Kortlopende variabel rentende leningen 2023 (M€) - Enkelvoudig

Stand ultimo

Q1-2023

Q2-2023

Q3-2023

Q4-2023

MinFin - variabel 3 maands Euribor

a

Swaps

b

Vlottende kort gefinancierde schuld

c=a-b

0

0

0

0

Kasgeldlimiet 2023 (M€)

Omvang begroting 2023

d

466,9

466,9

466,9

466,9

Toegestane kasgeldlimiet: % grondslag

e

20%

20%

20%

20%

Toegestane kasgeldlimiet: bedrag

f=d*e

93

93

93

93

Vlottende kort gefinancierde schuld

c

0

0

0

0

Tegoeden in rekening courant

g

86

89

110

113

Overige uitstaande middelen

h

0

0

0

0

Totale netto vlottende schuld

i=c-g-h

-86

-89

-110

-113

Toegestane kasgeldlimiet

f

93

93

93

93

Ruimte

j=f-i

180

183

204

206

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de UT binnen de toegestane kasgeldlimiet blijft.

Renterisiconorm 2023

De renterisiconorm heeft als doel het renterisico op de vaste schuld te beperken. Door middel van deze norm wordt een kader gesteld, waarmee een zodanige opbouw van de langlopende leningen wordt bereikt dat het renterisico uit hoofde van renteaanpassing en herfinanciering van leningen in voldoende mate wordt beperkt. In het treasury statuut van de UT is het percentage dat jaarlijks maximaal mag worden geherfinancierd c.q. waarvan de rente mag worden aangepast vastgesteld op 20%.

Renterisico op de vaste schuld (M€) - Enkelvoudig

2022

2023

2024

2025

2026

Renteherziening op vaste schuld o/g

a

45,0

Renteherziening op vaste schuld u/g

b

Renteherziening op vaste schuld

c=a-b

0,0

0,0

0,0

45,0

0,0

Nieuw aangetrokken schuld

d

Nieuw uitgezette lange leningen

e

Netto nieuw aangetrokken vaste schuld

f=d-e

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Betaalde aflossingen

g

5,3

5,3

5,3

5,3

5,3

Herfinanciering

h=laagste f/g

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Renterisico op de vaste schuld

i=c+h

0,0

0,0

0,0

45,0

0,0

Vaste schuld per 1 januari

j

97,3

92,0

86,7

81,5

76,2

Vastgesteld %

k

20%

20%

20%

20%

20%

Renterisiconorm

l=j*k

19,5

18,4

17,3

16,3

15,2

Renterisico op de vaste schuld

m=i

0,0

0,0

0,0

45,0

0,0

Ruimte

n=l-m

19,5

18,4

17,3

-28,7

15,2

De berekende renterisiconorm en ruimte zijn een afgeleide van de vaste schuld per 1 januari. Uit bovenstaande opstelling blijkt dat voor de jaren 2022 tot en met 2024 en het jaar 2026 wordt voldaan aan de vastgestelde renterisiconorm, waarbij er geen renterisico geïdentificeerd is. De verwachte negatieve ruimte in 2025 is het gevolg van het feit dat van één leningsdeel in januari 2025 de rente wordt herzien.