Begroting 2025 en meerjarenraming 2026-2029 (A2)

Begroting 2025

De Universiteit Twente hanteert een eigen verdeelmodel om de beschikbare rijksbijdrage en collegegelden toe te wijzen aan onderwijs en onderzoek. Dit model sluit zoveel mogelijk aan op het financieringsmodel van het ministerie. Om meerjarig stabiliteit te bereiken, hanteren we een vijfjarenhorizon voor de begroting. Het begrotingsjaar, het eerste jaar in de vijfjarenhorizon, is taakstellend. De inzet van reserves moet voldoen aan ons reservebeleid en moet worden goedgekeurd door het CvB en de RvT. De Universiteitsraad heeft daarnaast instemmingsrecht op het inzetten van reserves. De budgetten voor bedrijfsvoering en huisvesting worden toebedeeld op basis van interne rekenregels, die regelmatig worden getoetst aan marktconformiteit. Om de financiën gezond te houden, toetsen we geplande materiële uitgaven aan de geldende normen voor solvabiliteit, liquiditeit en effect op het operationele resultaat en de cashflow.

In de managementrapportages wordt periodiek over de ontwikkeling in de ratio’s en de staat van baten en lasten gerapporteerd. Door de huidige financiële context is onze aandacht verschoven richting beheersing van kosten, waarbij we ons bewust blijven van het behalen van onze tactische en strategische doelstellingen. Om dit te bewerkstelligen hanteren we een systematiek van continu verbeteren en gebruiken we de P&C-cyclus om daar invulling aan te geven. Verder hebben we aandacht voor continue verbetering van de P&C-cyclus zelf. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn om in elke fase grip te hebben op de financiën om de control en de stuurbaarheid te vergroten.

In 2020 is gestart met een project tot aanpassing van ons eigen verdeelmodel. Er is onder andere een nieuw verdeelmodel geïmplementeerd voor de masterbudgetten en met ingang van 2022 is een analyse van de geoormerkte budgetten in de budgetten verwerkt. Inmiddels is er een nieuwe verdeling voor onderzoeksmiddelen vastgesteld, het research allocation model, die nog verwerkt moet worden in de begrotingen van 2026 en volgende jaren. Daarbij is gekeken naar stabiliteit (voorspelbaarheid), transparantie, toekomstgerichtheid en het realiseren van onze ambities. Voor de komende jaren kijken we kritisch of verdere aanpassingen van het verdeelmodel wenselijk zijn als gevolg van gewijzigde organisatie- of marktomstandigheden.

Actuele ontwikkelingen

De opzet van de begroting 2025 en de meerjarenraming is gericht op het nastreven van gezonde financiële ratio’s in financieel uitdagende tijden. Het WO wordt geconfronteerd met bezuinigingen door keuzes van de politiek, die hun weerslag hebben op verschillende aspecten. Voorbeelden daarvan zijn de algemene bezuinigingen in het hoger onderwijs, de afnemende bijdragen aan ontwikkelingssamenwerking en de eventuele gevolgen van de Wet Internationalisering in Balans (WIB) en Toets Anderstalig Onderwijs (TAO), die ertoe kunnen leiden dat er minder internationale studenten naar onze universiteit komen. De studentenaantallen lopen ook terug als gevolg van demografische ontwikkelingen, met lagere rijksbijdragen tot gevolg. Verder kent de UT een technisch profiel en bestaat de kans dat minder studenten gemotiveerd zijn voor NT- en NG-profiel. Ondanks deze beïnvloedbare en minder of niet beïnvloedbare ontwikkelingen stelt de universiteit zich ten doel binnen de financiële kaders te blijven. Daarom is een goede sturing op het gebruik van de beschikbare middelen en efficiënte control belangrijker geworden. Een efficiënte en doelmatige inzet wordt onder andere afgemeten aan een gezonde WP/OBP-verhouding. Ook is er veel aandacht voor efficiënt, duurzaam en met gezond verstand investeren.

Ombuigingsopgave

Om financieel gezond te blijven zijn diverse inspanningen nodig. Deze constatering werd in de begroting van 2024 reeds gedaan en in de loop van 2024 is duidelijk geworden dat meer maatregelen nodig waren. Hiertoe is een aantal maatregelen getroffen die in de tweede helft van 2024 in gang zijn gezet en gedurende de planperiode van de begroting/meerjarenraming van kracht zullen blijven:

  • Korte termijn bezuinigingsmaatregelen: we zijn kritisch op uitbreiding/vervanging van personeel, we beperken externe inhuur, we reizen zo min mogelijk op eerste geldstroommiddelen en beperken de inzet van studentassistenten. Deze maatregelen hebben sinds 2024 effect en de doorrekening ervan is door afzonderlijke eenheden meegenomen in de deelbegrotingen.

  • Middellange termijn bezuinigingsmaatregelen die gericht zijn op het vergroten van de wendbaarheid om gevolgen van grote financiële veranderingen op te kunnen vangen. Deze worden ontwikkeld vanuit clusters die zich, samengevat, bezighouden met futureproof education, futureproof research and innovation en efficiënte en effectieve ondersteuningsprocessen. De opbrengsten/uitkomsten hiervan moeten ertoe leiden dat eenheden in de toekomst binnen de kaders van hun begroting kunnen blijven sturen.

  • Reorganisaties bij eenheden waar de tekorten een dusdanige omvang hebben aangenomen, dat deze niet binnen de gestelde planperiode of binnen de gestelde kaders gerealiseerd kunnen worden en/of waar het nodig is om de bedrijfsvoering weer in lijn te brengen met strategie en budget. De effecten van reorganisaties die reeds in gang zijn gezet of aangekondigd zijn, zijn nog niet verwerkt in de begroting 2025-2029. Deze zullen leiden tot een verlaging van de ombuigingsopgave met M€ 7,7 in 2029. De eerste effecten op de exploitatie worden verwacht in 2025. 

Begroting 2025-2029

De totale baten in de begroting 2025 bedragen M€ 528. Dit is een toename van 5% ten opzichte van 2024. De begrote baten bestaan voor M€ 352 uit rijksbijdragen en collegegelden, M€ 139 baten in opdrachten van derden (voornamelijk projecten) en M€ 38 overige baten. Daar staan M€ 529 aan lasten uit normale bedrijfsvoering tegenover: M€ 378 aan personeelslasten, M€ 29,5 aan afschrijvingen, M€ 37 aan huisvestingslasten en M€ 85 aan overige instellingslasten. We verwachten een negatief saldo baten en lasten financiële bedrijfsvoering van M€ 2,5 en we hebben een ombuigingsopgave van M€ 0,7 in de begroting opgenomen die in 2025 ten uitvoer moet worden gebracht. Rekening houdend met het realiseren van deze ombuigingsopgave leidt dit in 2025 tot een begrotingstekort van M€ 3, een incidenteel tekort dat bestuurlijk aanvaardbaar wordt geacht. Er is in 2024 veel aandacht besteed aan de noodzaak om als eenheid binnen de meerjarig gestelde financiële kaders te blijven. Er is onder andere actief tot bezuinigen opgeroepen en er zijn acute bezuinigingsmaatregelen doorgevoerd. Ook is het belang benadrukt van het opstellen van een begroting binnen de kaders en van sturen op het behalen van de begroting. Bij enkele eenheden is het niet haalbaar gebleken in de begroting 2025 binnen de kaders te blijven. Dit leidt tot een toegestaan tekort bij enkele faculteiten, die een (reorganisatie-)plan opstellen om in de toekomst tot een gezonde financiële huishouding te komen. Daarnaast blijft scherp aan de wind zeilen bij andere eenheden eveneens noodzakelijk, mede met het oog op mogelijke ontwikkelingen die tot nieuwe bezuinigingen zullen leiden.  Daarom blijven de in 2024 ingezette acute bezuinigingsmaatregelen eveneens van kracht. Er wordt ingezet op het op orde houden of indien nodig, brengen van de reguliere bedrijfsvoering om ook in de toekomst financieel bestendig te zijn.

Staat van baten en lasten (M€) geconsolideerd

2024

2025*)

2026*)

2027*)

2028*)

2029*)

Rijksbijdrage

310,8

313,8

308,8

307,7

307,4

307,6

College-, cursus en examengelden

37,8

37,9

38,0

38,0

38,2

38,5

Baten werk in opdracht van derden

119,6

138,6

139,5

141,4

144,8

146,4

Overige baten

34,7

37,7

28,8

28,3

27,5

26,9

Totaal baten

502,9

528,0

515,1

515,4

517,9

519,4

Personeelslasten

372,4

377,9

375,7

374,7

375,7

375,7

Afschrijvingen

28,3

29,5

30,2

30,2

30,0

29,9

Huisvestingslasten

33,2

37,0

34,9

33,8

33,3

33,5

Overige lasten

77,4

84,8

83,3

83,4

84,7

85,8

Totaal lasten

511,3

529,2

524,1

522,1

523,7

524,8

Saldo baten en lasten

-8,4

-1,2

-9,0

-6,8

-5,7

-5,4

Saldo baten en lasten financiële bedrijfsvoering

6,6

-2,5

-1,9

-1,6

-2,0

-2,1

Saldo buitengewone baten en lasten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Resultaat uit gewone bedrijfsvoering

-1,8

-3,7

-10,9

-8,3

-7,7

-7,5

Resultaat deelnemingen

-2,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Resultaat voor ombuigingsopgave

-3,8

-3,7

-10,9

-8,3

-7,7

-7,5

Ombuigingsopgave

0,0

0,7

10,9

8,3

7,7

7,5

Totaal resultaat

-3,8

-3,0

0,0

-0,0

0,0

0,0

  • *conform begroting 2025/meerjarenraming 2026-2029

Toelichting

Rijksbijdrage

De rijksbijdrage die de universiteit ontvangt, bestaat uit bijdragen voor onderwijs en onderzoek. Voor de derde kerntaak, valorisatie, ontvangt de universiteit geen rijksmiddelen. De begrote rijksbijdrage is tot stand gekomen aan de hand van de vaststelling/prognose van het in 2025 naar verwachting dalende aantal studenten en de bedragen die de overheid communiceert ten aanzien van onderwijs en onderzoek in de rijksbijdragebrieven. Verder is rekening gehouden met een toenemende rijksbijdrage vanwege compensatie voor cao- en prijsstijgingen en de bezuinigingen die de regering op Prinsjesdag voor 2025 en verder heeft aangekondigd, voor zover de effecten daarvan bekend zijn. Dit zijn onder andere een bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking (de ODA middelen), die toebedeeld wordt aan de faculteit ITC en het stopzetten van de starters- en stimuleringsbeurzen.

Collegegelden

Het effect van de daling in collegegeld betalende studenten wordt in 2025 opgevangen door de indexatie van het collegegeldtarief. Dat geeft het beeld van een stabiele collegegeldopbrengst. In de meerjarenraming is de indexatie niet verwerkt, maar dat geldt ook voor kostenstijgingen.

Baten werk in opdracht van derden

Faculteiten verwachten per saldo dat de baten werk in opdracht van derden in 2025 zullen toenemen met M€ 19 ten opzichte van 2024. Deze inkomsten moeten komen uit nationale onderzoeksprogramma’s, internationale (EU-) onderzoeksprogramma’s en van onderzoeksprojecten met andere (markt-) partijen, zoals collectebusfondsen, contractonderwijs en onderzoeksprojecten voor de industrie. De inschatting van deze baten is naar verwachting haalbaar, maar ambitieus, in acht genomen dat op het totale bedrag aan nationale subsidies eveneens bezuinigd wordt of dreigt te worden. Om de haalbaarheid van deze ambitie te bewaken, zijn afspraken gemaakt aangaande de KPI's op onderzoek. Dit betreft bijvoorbeeld kritische monitoring van haalbaarheid van financiële effecten van onderzoeken voorafgaand aan contractuele afspraken, afspraken over dekkingsbijdrage ten behoeve van de eerste geldstroom en het vergroten van de stuurbaarheid door monitoring, rapportering en bijsturing op actueel tijdschrijven op projecten.

Overige baten

Overige baten bestaan onder andere uit opbrengsten van catering en verhuur van vastgoed. We verwachten de komende jaren een stabiel bedrag aan overige baten. In de begroting 2025 is voor het jaar 2025 rekening gehouden met nog te ontvangen subsidiemiddelen van M€ 3,5 aan Matching Horizon Europe. Daarnaast is rekening gehouden met incidentele baten vanwege afspraken met de Belastingdienst over de Pro Rata-afrekening (M€ 2). 

Personeelslasten

De personeelslasten nemen in 2025 ten opzichte van 2024 met M€ 5,5 toe naar M€ 378. Dit beeld wordt vertekend door de vorming van een reorganisatievoorziening van M€ 7 in 2024. Dat de loonkosten op dit niveau blijven, wordt onder andere veroorzaakt door loonstijgingen als gevolg van periodieken, cao en werkgeverslasten. Toekomstige loonstijgingen zijn overigens nog niet in de personeelslasten verwerkt, maar dit geldt eveneens voor de eventuele compensatie hiervoor in de baten. Verder valt de reorganisatievoorziening van M€ 7 in 2024, maar zijn niet de effecten van de reorganisatie in de begroting opgenomen. Deze zullen ertoe leiden dat de personeelslasten teruglopen.

Vanaf 2026 is een stabilisering van personele lasten begroot waarin een afname van het aantal personeelsleden ten opzichte van 2025 verwerkt is. Afgezet tegen de begrote groei van ‘baten werk in opdracht van derden’ is deze terugloop vooral gekoppeld aan de eerste geldstroom. Er wordt dus ingezet op een verschuiving van personeel met dekking uit de eerste geldstroom naar personeel in projecten, met dekking uit tweede en derde geldstroom. Dit is nodig gezien de afname van inkomsten in de eerste geldstroom en dit maakt onderdeel uit van de bezuinigingsmaatregelen. Bezuinigingen op personeelslasten krijgen vorm door vervangings- en uitbreidingsvacatures aar mogelijk te voorkomen, zuinig te zijn met inhuur van personeel en inzet van studentassistenten en kritisch om te gaan met verlenging van tijdelijke arbeidsovereenkomsten. De bezuinigingen zijn vooral gericht op Ondersteunend en Beheerspersoneel (OBP). Er wordt gestreefd naar een WP/OBP-ratio van 60/40%.

Afschrijvingslasten

De afschrijvingslasten nemen gedurende de planperiode iets toe als gevolg van investeringen van, naar verwachting, M€ 23,4 in inventaris en apparatuur. Deze investeringen houden onder andere verband met de groei in werk voor derden en investeringen die daarmee gemoeid zijn. De afschrijvingen op gebouwen lopen de komende jaren iets terug.

Huisvestingslasten

De huisvestingslasten lopen in 2025 op naar M€ 37. De huisvestingslasten enkelvoudig blijven rond het niveau van M€ 31. Vanaf 2026 zullen de totale huisvestingslasten teruglopen naar een stabiel niveau van M€ 34 als gevolg van de verwachting dat we een gebouw afstoten. We blijven met onze huisvestingsplanning op een ratio van ongeveer 10% en onder onze streefwaarde van maximaal 12%.

Overige lasten

Onder de overige instellingslasten verstaan we een verscheidenheid aan kosten, zoals kosten van uitbesteed werk, materiaalkosten en lidmaatschappen. Bezuinigingsmaatregelen, waaronder minder reizen, minder kosten voor lunches en een algemeen verhoogd kostenbewustzijn hebben ertoe geleid dat deze teruggebracht zijn van M€ 90,6 in 2023 naar M€ 77,4 in 2024. Deze trend willen we doorzetten. Daarom is opgeroepen kritisch te blijven op de uitgaven en de bezuinigingsmaatregelen niet los te laten. Mogelijkheden om maandelijks te monitoren om de stuurbaarheid hierop te vergroten, alsmede op andere bezuinigingsmaatregelen (zoals ten aanzien van personeel), zijn ingericht. Maandelijks is er een overzicht 'monitoring acute maatregelen' beschikbaar om de voortgang te volgen. Deze monitoring maakt tevens deel uit van de P&C-cyclus, als onderdeel van de managementrapportages.

Baten en lasten financiële bedrijfsvoering

In de meerjarenraming 2025-2029 is rekening gehouden met een negatief saldo voor de financiële baten en lasten. Meerjarig is rekening gehouden met (toekomstige) nieuwe leningen voor het financieren van noodzakelijke investeringen en om tegelijkertijd een gezonde financiële huishouding te behouden. Daarnaast is in 2025 rekening gehouden met een renteherziening.

Ontwikkeling balans 2025-2029

Op basis van de resultaatbegroting 2025-2029, het Lange Termijn Strategische Huisvestingsplan (LTSH) en het aflossingsschema van de lange termijn financiering, wordt voor de jaren 2025-2029 onderstaande balansontwikkeling verwacht:

Balans per 31 december (M€) geconsolideerd

2024

2025*)

2026*)

2027*)

2028*)

2029*)

Immateriële vaste activa

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Materiële vaste activa

304,9

310,4

321,0

330,9

330,5

334,7

Financiële vaste activa

13,0

16,3

16,5

16,6

16,8

17,2

Totaal vaste activa

317,9

326,6

337,5

347,5

347,3

351,9

Voorraden

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

Vorderingen

55,5

73,0

73,0

73,0

73,0

73,0

Kortlopende effecten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Liquide middelen

152,1

75,2

49,0

43,7

58,0

46,8

Totaal vlottende activa

208,0

148,6

122,4

117,1

131,4

120,2

Totaal activa

525,9

475,2

459,9

464,7

478,7

472,1

Algemene reserve

126,6

116,4

116,0

115,7

115,2

114,6

Bestemmingsreserve publiek

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bestemmingsreserve privaat

23,8

25,4

25,8

26,1

26,6

27,2

Bestemmingsfonds publiek

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bestemmingsfonds privaat

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal eigen vermogen

150,4

141,8

141,8

141,8

141,8

141,8

Voorzieningen

22,0

12,8

12,8

12,8

12,8

12,8

Langlopende schulden

82,3

72,6

67,3

82,1

96,1

89,5

Kortlopende schulden

271,2

248,0

238,0

228,0

228,0

228,0

Totaal passiva

525,9

475,2

459,9

464,7

478,7

472,1

  • *Conform begroting 2025-2029

Toelichting op de balans

De hiervoor weergegeven balans wordt de komende jaren voornamelijk beïnvloed door geplande vastgoedinvesteringen, die bij ingebruikname worden geactiveerd. Daarnaast is sprake van reguliere aflossingen van langlopende leningen en is de komende jaren een nieuwe lening voorzien van M€ 40, onder meer ten behoeve van het bijgestelde LTSH. Bovengenoemd beeld resulteert in een solvabiliteit ((eigen vermogen + voorzieningen)/totaal vermogen) voor de komende jaren tussen de 32% en 34%. Hiermee blijft de UT boven de signaleringswaarde van 30%. Dit biedt ruimte om verantwoord te kunnen investeren in noodzakelijke vervanging en/of uitbreiding van grootschalige strategische infrastructuur en overige noodzakelijke en/of wenselijke infrastructuur, huisvesting en bijvoorbeeld talentontwikkeling binnen het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe onderwijsprogramma’s, welliswaar binnen de gestelde kaders.

In 2024 is een voorziening getroffen ten behoeve van de reorganisatie van een van onze faculteiten. 

Materiële vaste activa

Materiële vaste activa (M€)
geconsolideerd

Gebouwen en grond

Terrein- ontwikkeling

Inventaris en apparatuur

In uitvoering en vooruit betaald

Niet aan het proces dienstbare mva

Totaal

Aanschafprijs 1-1-2025

a

559,0

50,3

80,3

30,2

16,8

736,6

Cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen 1-1-2025

b

-355,0

-20,8

-43,4

0,0

-12,4

-431,6

Boekwaarde 1-1-2025

c=a+b

204,0

29,4

36,9

30,2

4,4

304,9

Investeringen 2025-2029

d

181,8

0,0

23,4

-30,2

0,0

175,0

Activering werk in uitvoering 2025

e

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Afschrijvingen 2025-2029

f

-103,4

-1,1

-39,0

0,0

-1,8

-145,3

Afschrijvingen desinvesteringen 2025-2029

g

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Aanschafprijs en terugname waardevermindering 31-12-2029

h=a+d+e

740,8

50,3

103,7

0,0

16,8

911,6

Cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen 31-12-2029

i=b+f+g

-458,4

-21,9

-82,4

0,0

-14,2

-576,9

Boekwaarde 31-12-2029

j=h+i

282,4

28,4

21,3

0,0

2,6

334,7

De komende jaren wordt er een totaal van M€ 175,0 geïnvesteerd in materiële vaste activa (MVA). Geplande investeringen leiden ertoe dat het totaalbedrag aan investeringen toeneemt. 

Vastgoedinvesteringen

Het Jaarplan LTSH is geïntegreerd in de begroting 2025-2029. In het LTSH wordt voor de jaren 2025 tot en met 2027 een investering van gemiddeld M€ 35 per jaar voorzien, voor de jaren zullen de grootste investeringsprojecten afgerond zijn en zal dit bedrag rond M€ 25 liggen. Aanvankelijk waren in het LTSH meer investeringen opgenomen dan we nu hebben gepland. In 2023 is het LTSH aangepast, omdat voorzien werd dat de financiële middelen teruglopen als gevolg van dalende studentenaantallen en andere ontwikkelingen die een negatief effect hebben op de baten. Uitbreidingen van vierkante meters zijn nagenoeg allemaal geschrapt. De focus ligt in het vernieuwde LTSH op duurzaamheid, noodzakelijke renovatie van bestaande gebouwen en het efficiënte gebruik ervan.

De UT beschikt over vastgoed in eigendom en huurt ook vierkante meters. Uitgangspunt bij het aanpassen van het LTSH is onder andere geweest om de eigen vierkante meters zo optimaal mogelijk te benutten. Van huur wordt alleen gebruik gemaakt voor specifieke doeleinden, zoals voor de laboratoria van Fraunhofer, tentamenruimtes, vanwege samenwerking met andere partijen (bijvoorbeeld met Saxion in Apeldoorn) en voor ruimtegebrek tijdens renovatie van het pand Cubicus.

De twee grootste projecten die voor de komende periode gepland staan zijn de renovatie van de gebouwen Cubicus en Horst. Verder staan de renovatie van het Watersport Complex en het Paviljoen op de planning. De meest recente uitbreidingsinvestering wordt begin 2025 afgerond en betreft een werkplaats voor een van de faculteiten. Ook het gebied rond de Kop Langezijds wordt naar verwachting begin 2025 opgeleverd. Nieuwe uitbreidingsinvesteringen zijn in de komende periode niet gepland.

De huisvestingsratio (huisvestingslasten/totale lasten) blijft de komende jaren rond de 10%, wat onder de doelstelling van 12% van de UT is. Afzonderlijke investeringsbeslissingen groter dan M€ 5 worden voorgelegd aan de UR en groter dan M€ 10 aan de RvT. Indien het jaarbudget (de totale uitgaande kasstroom uit het Jaarplan LTSH) door een nieuw te starten investering met 10% of meer wordt overschreden, wordt de RvT vooraf om toestemming gevraagd. Hiermee is geborgd dat zowel de RvT als de medezeggenschap tijdig betrokken zijn bij veranderingen die mogelijk financiële risico’s bevatten. Verder is in het LTSH rekening gehouden met de effecten op solvabiliteits- en liquiditeitssratio en de streefwaarde ten aanzien van de huisvestingsratio.

Inventaris en apparatuur en grootschalige infrastructuur

Gedurende de planperiode is een investering van M€ 23,4 in inventaris en apparatuur en grootschalige infrastructuur begroot. Dit bedrag betreft een optelsom van de investeringen van de diverse eenheden binnen de UT.

Reserves en voorzieningen

In 2023 heeft de UT meer uitgegeven en geïnvesteerd dan er aan financiering binnenkwam. Dat was een bewuste keuze, omdat met het oog op de toekomst verschillende investeringen noodzakelijk zijn. 2024 heeft in het teken gestaan van ombuigingen. We streven naar een positief resultaat in de komende jaren, maar zullen dit niet in één jaar bereiken. De begroting voor 2025 gaat uit van een negatief resultaat van (maximaal) één procent van de eerste geldstroom. Hierdoor zullen de reserves van de UT het komende jaar nog afnemen. Vanaf 2026 moeten de inkomsten en uitgaven in evenwicht zijn. Daarna zullen we weer positieve resultaten moeten boeken om het eigen vermogen aan te vullen tot het niveau dat nodig is voor een financieel gezonde en veerkrachtige organisatie. Dit vergt nog invulling van de in de begroting 2025 en meerjarenraming 2026-2029 opgenomen ombuigingsopgave van respectievelijk M€ 0,7, M€ 10,9, M€ 8,3, M€ 7,7 en M€ 7,5. De maatregelen die genoemd zijn bij de ombuigingsopgave moeten bijdragen aan het in evenwicht brengen van baten en lasten en het bereiken van financiële toekomstbestendigheid. In de begrotingscijfers is nog geen rekening gehouden met aanvullende bezuinigingen vanuit het Rijk. Deze veranderen de ambities om vanaf 2026 een sluitende begroting te hebben niet, maar verhogen de toekomstige opgave mogelijk wel.

In de meerjarenraming is rekening gehouden met voorzieningen conform de opbouw zoals gepresenteerd in de jaarrekening. In 2024 is daar een reorganisatievoorziening van M€ 7 aan toegevoegd ten behoeve van de reorganisatie waarvan het plan reeds gereed en goedgekeurd was in 2024. Daarnaast was in 2024 het voorzieningenniveau hoger vanwege een toename in personele voorzieningen in het algemeen, waaronder de voorziening aangaande de ERD-WGA en de WW-BWNU, waarvoor we eigen risicodrager zijn. In de begroting 2025 en meerjarenraming is er geen rekening mee gehouden dat dit een trend wordt.